dagboek skrien

skrien dagboekTypen, typen, typen

Om aan de verleiding van boodschappen en bellen te ontsnappen, sluit filmmaker Jaap van Heusden zich op in een caravannetje in de duinen. Er moet geschreven worden. Liefst tien pagina’s per dag: ‘C vindt er geen zak aan dat ik weer weg ben maar het moet nu maar eens klaar zijn met het eeuwige tekstgepiel.’

14 XII 07 Stacaravan aan de duinen. Vijf uur gestookt voordat ik het zonder deken uithield op mijn stoel. Nu is het met thermo-ondergoed onder mijn kleren best behaaglijk. Buiten heeft een vroege zon de ene helft van het grasveld ontdooid, de andere kant ligt nog bedekt onder een halfdoorzichtige laag witte rijp. Het mooiste wat er is. Een dikke laag sneeuw is ook best mooi. Dan heeft de hele wereld ineens een hartverwarmende eenheid. Alle harde vormen afgerond. Alle ongerechtigheid afgedekt. Maar dat is mooi zoals Disney-films mooi zijn. Het is een schoonheid met één smaak. Eén gevoel. Het bevroren land toont daarentegen nog steeds al zijn ruwe vormen. Onder de witte huid schemeren kleuren. Mat. Een schilderij van Morandi. Ogenschijnlijke eenheid. Ogenschijnlijke ontspanning voor het oog. Zodat je dat land om je heen bekijkt met een onbevangen blik. Dat is wat film ook kan. Door te schikken en te schiften, te hechten en te knippen, met taal en kleur, kaders en karakters een nieuw venster op de werkelijkheid bieden dat uitnodigt tot een wijdere blik.

Als ik ’t in één zin zou kunnen zeggen, zou ik dat doen en mezelf de moeite van zo’n hele film besparen

16 XII 07 Okay, skip alle beschouwingen. Waarom zit ik hier in vredesnaam? Koud. Dan weer veel te warm. En bedompt. Het klimaat is met zo’n kacheltje onmogelijk te beheersen. Geen wonder dat het hele park verlaten is. Typen, typen, typen. Een scenario moet er komen. Als een aap in zijn kooi schuur ik langs de wanden. Vier bij drie meter, afgezien van het nachtverblijf. Juist vanwege dat gebrek aan alles zit ik hier natuurlijk. Geen mobiel bereik. En alleen peperduur draadloos internet dat met de wolken af en aan waait. Met een koelkast vol wortels en kant-en-klaarmaaltijden, zodat ik niet steeds op het idee kom om ‘even’ boodschappen te doen. Wat doe ik hier? Drie dagen geleden struinde ik nog met C. door Berlijn. Om foto’s te maken bij haar artikel over reuzenkonijnen. Wat een bizarre wezens. Het rode Japanse gevaar met de 0,8 liter-motor haalde 160 op de Autobahn. Maar discipline nu. Het moet hier gaan over film. Of in elk geval het proces van het filmmaken. Mijn beknopte treatment voor Taai is inmiddels bijna klaar. Dus dit regime werpt zijn vruchten af. Wat is Taai? Een speelfilm. Waar gaat het over? Hmm, de elevator pitch. Altijd moeilijk. Een dramaturg zegt doorgaans: als je ’t niet in één zin kunt zeggen heb je geen film. De bevlogen filmmaker antwoordt: als ik ’t in één zin zou kunnen zeggen, zou ’k dat doen en mezelf de moeite van zo’n hele film besparen. Dat laatste is natuurlijk wat ik ga zeggen in interviews met Belangwekkende Bladen. En dan meen ik het ook nog. Maar de dramaturgen zijn ook niet gek. Die weten dat jij op een gegeven moment de natuurwetten moet kennen die gelden in het universum van jouw film en jouw gekoesterde karakters. En dat ’t geen kwaad kan die, aargh that hurts, eens even open en bloot op te schrijven. Voor jezelf. Mijzelf dus in dit geval. Maar dit is geen echt dagboek. Ook al doe ik alsof. Dus geen seks en zeker geen loglines en premisses. Ik zou mezelf nog liever bloot op YouTube zetten dan de breekbare inborst van mijn verhaal en mijn Kris aan de wolven prijs te geven. Zo, dat staat. (Ik herlees dit; inmiddels 21 februari. Bloot op YouTube? Wat een bravoure. Wel een goeie quote voor in zo’n niftig kadertje met grote letters tussen de tekst. Maar hier komt die logline: ‘Met militaire discipline regeert de vijftienjarige Kris het huishouden in een woonwagen. Tot haar oma wordt opgenomen en haar vader op het kamp verschijnt. Na jarenlange afwezigheid eist hij zijn plek op. Kris vecht uit alle macht om hem uit het gezin te weren. Gaandeweg ontdekt Kris dat ze de strijd tegen haar vader moet willen verliezen.)

27 XII 07 Even eruit. C. nam me mee naar Rotterdam, langs plaatsen waar natuur volledig is omgeven door industrie. Absurde plekken. Zoals het eiland van Brienenoord. C. hoopt dat het een serie wordt voor de krant: omarm het nieuwe Nederland! Met verder onder anderen: Toko Oriental in Amsterdam Zuidoost en de Maasvlakte bij nacht. Plaatsen die vast nog eens in één van mijn films eindigen.

28 XII 07 Ha. En nog even wat anders. Ik werk ondertussen aan Ooit, een veertig minuten durend single-play voor de NPS in de serie OneNightStands. Jan Willem den Bok, met wie ik al sinds mijn vijftiende filmpjes knutsel, schreef dit ontroerende, licht humoristische verhaal een paar jaar terug. Over een verstandelijk gehandicapte man die sinds zijn jeugd met zijn moeder op een flatje woont. Toen zag ik de voorstelling Denne, waarin Barry Atsma een verstandelijk gehandicapte jongen speelt. Echt mooi. Nu het script er ligt, hebben Barry en ik afgesproken om een dagje te werken. Was een beetje zenuwachtig. Hadden elkaar twee keer ontmoet en wat gebeld. Hoe werkt het voor de camera? Werkt het wel voor de camera? Vandaag had hij een flatje geregeld in Haarlem-Zuid en zelfs lunch meegebracht. Ik was echt blij verrast. Wat een feest. Dit is het ware filmen. Na een kop koffie en wat geouwehoer liep hij als zijn verstandelijk gehandicapte alter ego door de flat. Lachend, schreeuwend, fluisterend. En ik met een camera erachteraan. Natuurlijk, het licht was lelijk. En improviserend is het allemaal te lang. En de focus was erbarmelijk. Maar in de basis is dit wat het is. Jaja, dit gaat mooi worden. Let op mijn woorden.

01 I 08 Terug in de trailer. C. vindt er geen zak aan dat ik weer weg ben. En deze keer voor tien dagen. Maar het moet nu maar eens klaar zijn met het researchen en plotten. Met het schaven en structuren. Nu ga ik erin. Met een strakke page count. Tien pagina’s per dag. Da’s een hoop, maar het moet om mezelf van het eeuwige tekstgepiel te bevrijden. Voorwaarts. PS: In mijn afwezigheid is de leiding van de douche kapotgevroren en de geiser ook. Wonderlijk, want werkelijkheid volgt hier fictie. In een van de eerste scènes is het stervenskoud in de woonwagen van Kris, de CV-ketel is kapotgevroren. Dat stond al een maand op papier. En nu hier aan den lijve. Wassen met een pannetje warm water van het gasfornuis dat gelukkig nog wel werkt. Een oplossing die ik van Kris heb afgekeken.

04 I 08 Het gaat hier over schrijven toch. Van films weliswaar – maar schrijven. En die toon van hierboven, als ik mezelf teruglees – niet doen – bevalt me helemaal niet. Een zekere losheid veinzend. Lekker onderhoudend. Nu is dit een dagboek, dus ik zal me beheersen en de boel met rust laten. Maar met het script is dat anders. Daar staan inmiddels meer dan dertig pagina’s tekst. En als de stem van dat schrijvertje in je nek hijgt, dan moet er iets gebeuren. Weg met die empathische tussenzinnen. Weg met de bijvoeglijk naamwoorden en de bijwoorden. Zeg het met werkwoorden. Dat is een van de lessen uit Hollywood die ik ter harte heb genomen. Nu hebben zij het makkelijker. Want tegenover elk Nederlands werkwoord staan volgens mij wel drie mogelijkheden in het Engels. Allemaal weer net even anders van betekenis. Maar je kunt een eind komen, ook in het Nederlands. Als ik schrijf: Kris doet de autodeur dicht en loopt naar de wagen. Dan is dat kaal. Want hoe doet ze die deur dicht? Hoe loopt ze? En wat voelt ze? Dus is mijn natuurlijke neiging om te zeggen: aangeslagen doet Kris de deur dicht, ze loopt snel naar de wagen. Zoiets. Maar dat vertraagt de boel. Wat doet Kris dan als ze aangeslagen is? Het Nederlands biedt een heleboel opties om lopen in al zijn nuances te beschrijven: wandelen, slenteren, kuieren, stappen, sluipen, rennen, sprinten, hollen, draven, zich snellen, zich haasten, flaneren, drentelen. En vast nog veel meer. Door te zeggen: Kris ramt het portier dicht en rent naar de wagen, krijg ik als actrice of cameraman veel meer praktische informatie en ik voel de emotie terwijl die schrijver me niet in de weg zit met zijn empathische gezwets. Soms zit ik wel tien minuten te zoeken naar het juiste werkwoord. En dat ga ik nu ook maar weer doen. Einde van deze les, klik verder voor het volgende hoofdstuk.

06 I 08 Page count: 46. Het moment is daar. De schrijverspleuris is uitgebroken. Halverwege moet je toch echt gaan omkijken. En dan ligt daar de harde waarheid. En die moet direct herschreven.

07 I 08 Ja hoor, we komen weer op snelheid. Page count: 51.

08 I 08 Schraap. Schraap. 54. Maar dan wel reacties van licht-in-het-donker Helena van der Meulen binnengekregen. Licht-in-het-donker dat voelt zoals een ochtend waarop je na vier uur slaap de gordijnen opentrekt. Pijnlijk doch zeer verhelderend. Kreeg zin om aan te scherpen en door te stomen. Gek, de woorden die ik kies. Ze beschrijven het proces. Het zou ook kunnen gaan over het bouwen van een huis. Zo praktisch is het van de buitenkant ook. Van binnen raak ik steeds meer verknocht aan Kris en haar agressieve maniertjes. Een bijter is ze. Zo lekker om haar te horen praten over auto’s. Met een soort onderkoelde humor, die ze zeker niet van mij heeft.

09 I 08 61. Het is mooi geweest. Ik wil naar huis. Naar de armen van mijn lief.

10 I 08 Bizar. Gister nog geschreven over de gare auto waarin Kris (ja, ze is vijftien) rijdt en haar technische vernuft. Vanochtend is het rode gevaar gestrand. Kokend koelwater spoot onder het dashboard vandaan. En mijn technisch vernuft reikte niet verder dan oude kranten neerleggen en hopen dat een paar keer bijvullen me bij de garage in Utrecht zou brengen. Kris was nergens te bekennen. Tien kilometer verderop stomend tot stilstand gekomen. Voor de deur van een garage. Dat dan weer wel. De Poolse garagist vond de sloop een mooie bestemming. Ik stelde me voor en liep wat rond tussen zijn occassions. Vroeg hem om een ander goedkoop autootje. ‘Dan ruil jij stront voor stront, Japie’, was zijn antwoord.

15 I 08 Geen page count meer. Ik werk nu gewoon gestaag verder. Thuis. Voorwaarts en achterwaarts, schrijvend en herschrijvend.

18 II 2008 Toen werd ik meegenomen door de drukte. De preproductie van Ooit is op gang gekomen. Nog een week flink doorgeschreven in de stacaravan. Er is stromend warm water. Een nieuwe oude rode Japanse auto. Vanochtend de laatste (dus eerste) versie van Taai opgestuurd naar de omroep en het fonds. Hopelijk gaan we ’t maken.

[credits] Ooit regie Jaap van Heusden scenario Jan Willem den Bok camera Jan Moeskops montage Jasper Quispel geluid Jos ten Klooster production design Fleur Ankone productie Katja Draaijer en Marc Bary (IJswater Films) omroep Anita Voorham en Marina Blok (NPS)

Taai regie en scenario Jaap van Heusden productie Katja Draaijer en Marc Bary (IJswater Films) omroep Gemma Derksen (NCRV)

Jaap van Heusden houdt een website bij waar ook een foto van het reuzenkonijn te vinden is, www.jaapvanheusden.nl.

[kader] Curriculum vitae Jaap van Heusden (1979) woonde en werkte als filmmaker in Ouagadougou voor hij in 2000 begon met de opleiding regie aan de Nederlandse Film en Televisie Academie. Zijn afstudeerfilm Een ingewikkeld verhaal, eenvoudig verteld won onder meer de Jeff Nassensteinprijs en werd geselecteerd voor de Student Academy Awards (Oscars) en het Cannes Film Festival. In 2006 maakte Van Heusden drie korte films, waaronder Anderman voor Every Picture Tells a Story. Daarnaast schreef hij het script voor de speelfilm 1001 vlucht. Momenteel ontwikkelt Jaap van Heusden met Patrick van Es de achtdelige dramaserie Kamp Wolf over een heropvoedingskamp. Ook regisseert hij Ooit, een single-play met Barry Atsma in de hoofdrol.

T A A I

Afgelopen maanden hard gewerkt aan het scenario voor Taai. En ziedaar. Hij is er. De eerste versie. 85 pagina's. Een ware bevalling. Uit de beknopte toelichting:

Met militaire discipline regeert de vijftienjarige Kris het huishouden in hun woonwagen. Tot haar oma wordt opgenomen en haar vader op het kamp verschijnt. Na jarenlange afwezigheid eist hij zijn plek op. Kris vecht uit alle macht om hem uit het gezin te weren. Gaandeweg ontdekt Kris dat ze de strijd tegen haar vader moet willen verliezen.

[...]

Voor Kris is het oorlog. De wagen is haar bunker. Sinds haar vader het gezin in de steek liet, vecht Kris voor haar moeder, oma en broertje. Door het alledaagse leven te zien als een militaire missie heeft Kris grip op het leven. Daarbij horen strakke discipline, maar ook sluiproutes en een goede uitrusting. De camera tast Kris’ onrust af. Door als een oorlogsverslaggever achter Kris de loopgraven in te gaan, wordt de dreiging die zij overal ervaart voor ons voelbaar. Licht, kleur en kader zijn ondertussen met zorg gekozen, zodat we in alle matheid de schoonheid van de mensen en hun omgeving ontdekken. De grauwe buitenwereld van het kamp met de wagens en de witte bungalows. De handeltjes in van alles en nog wat. De honden, kinderen en autowrakken die er rondzwerven. Ze vormen de realistische omgeving waarbinnen de film zich afspeelt. Een stuk Nederland in de marge. Weggestopt tussen twee snelwegen. In die wereld volgen we de ferme Kris in haar dikke pak kleren. Tijdens haar missies, haar uitbarstingen en haar momenten van zwakte.

Voor wie niet kan wachten op de verfilming zijn hier alvast twee voorproeven.

--> openingsscène

--> twee scènes na oma’s dood

NYC

 

 

NYC

 

 

saw an undevelopped slide film lying around,

apparantly from my trip to TriBeCa. well, there

you have it. the last strikes of a plastic lomo-like

machine. it broke down after these endeavours.

OOIT

OOIT

 

BIJZONDER NIEUWS:

voor de NPS ga ik de single-play OOIT maken. een mooi verhaal. scenario van Jan Willem den Bok. over een verstandelijk gehandicapte jongen van 45 die nog altijd met zijn moeder samenleeft in hun flatje in Rotterdam Zuid. tot hun leven op zijn 46e verjaardag radicaal verandert.

Taai

Goed nieuws. Voor NCRV en IJswater Films ga ik de komende tijd schrijven aan het scenario voor Taai. De speelfilm volgt een vijftienjarig meisje dat vecht om haar familie op de rails te houden.

el libro de las preguntas

XXXVWill our life not be a tunnel between two vague clarities?

Or will it not be a clarity between two dark triangles?

Or will life not be a fish prepared to be a bird?

Will death consist of non-being or of dangerous substances?

 

XX Is it true that amber contains the tears of the sirens?

What do they call a flower that flies from bird to bird?

Isn't it better never than late?

And why did cheese decide to perform heroic deeds in France?

(from: The book of questions by Pablo Neruda. Written months before he died.)

anderman genomineerd

Op het Bunker International Filmfestival in Italië werd Anderman met twee andere films genomineerd voor de Juryprijs. Uit het rapport: "we believe to have chosen the most courageous, the most professional and the most expressive [films]"

Maestro Calvino

The Man Who Shouted TeresaItalo Calvino

I stepped off the pavement, walked backwards a few paces looking up, and, from the middle of the street, brought my hands to my mouth to make a megaphone, and shouted toward the top stories of the block: "Teresa!"

My shadow took fright at the moon and huddled at my feet. Someone walked by. Again I shouted: "Teresa!" The man came up to me and said: "If you do not shout louder she will not hear you. Let's both try. So: count to three, on three we shout together." And he said: "One, two, three." And we both yelled, "Tereeeesaaa!"

A small group of friends passing by on their way back from the theater or the café saw us calling out. They said: "Come on, we will give you a shout too." And they joined us in the middle of the street and the first man said one to three and then everybody together shouted, "Te-reee-saaa!"

Somebody else came by and joined us; a quarter of an hour later there were a whole bunch of us, twenty almost. And every now and then somebody new came along.

Organizing ourselves to give a good shout, all at the same time, was not easy. There was always someone who began before three or who went on too long, but in the end we were managing something fairly efficient. We agreed that the "Te" should be shouted low and long, the "re" high and long, the "sa" low and short. It sounded fine. Just a squabble every now and then when someone was off.

We were beginning to get it right when somebody, who, if his voice was anything to go by, must have had a very freckled face, asked: "But are you sure she is home?"

"No," I said.

"That is bad," another said. "Forgotten your key, have you?"

"Actually," I said, "I have my key."

"So," they asked, "why dont you go on up?"

"I don't live here," I answered. "I live on the other side of town."

"Well, then, excuse my curiosity," the one with the freckled voice asked, "but who lives here?"

"I really wouldn't know," I said.

People were a bit upset about this.

"So, could you please explain," somebody with a very toothy voice asked, "why you are down here calling out Teresa."

"As far as I am concerned," I said, "we can call out another name, or try somewhere else if you like."

The others were a bit annoyed.

"I hope you were not playing a trick on us," the frecled one asked suspiciously.

"What," I said, resentfully, and I turned to ther others for confirmation of my good faith. The others said nothing.

There was a moment of embarrassment.

"Look," someone said good-naturedly, "why don't we call Teresa one more time, then we go home." So we did it one more time. "One two three Teresa!" but it did not come out very well. Then people headed off for home, some one way, some another.

I had already turned into the square when I thought I heard a voice still calling: "Tee-reee-sa!"

Someone must have stayed on to shout. Someone stubborn.