David Simon en Obama in gesprek over The Wire

Hoewel, een echt gesprek kun je 't niet noemen, maar toch bijzonder om Barack Obama te horen spreken over Omar, zijn (en mijn en ik gok ieders...) favoriete personage uit The Wire. David Simon, de show runner van mijn favoriete serie, is er ook zichtbaar van in de war om in uitgerekend het Witte Huis over zijn geliefde THE WIRE karakters te praten.

Voor mij is The Wire ook een mooi voorbeeld van hoe De Verhalen van de Lange Adem uiteindelijk hun weg naar het hart weten te vinden. De makers (politieagent en journalist) werkten en leefden eerst meer dan tien jaar lang in de misère van Baltimore om met zoveel oog voor detail en humor te kunnen schrijven. Toen The Wire door HBO werd besteld en uitgezonden deed het weinig stof opwaaien. Bepaald geen kijkcijfersucces. En tot de dag van vandaag kreeg de serie geen enkele belangrijke prijs toegekend. In Nederland werd de serie laat op de avond uitgezonden en matig bekeken. Ondertussen blijft het een van de beste dingen die ooit (voor het grote of kleine doek) zijn gemaakt.

En dan zit op een schone dag de maker bij de president aan het bureau. En krijgt hij te horen hoe de hardheid en het mededogen waarmee ze hun serie hebben gemaakt geleid heeft tot een menselijke blik op 'the war on drugs'. Het blijft bizar: Een verhalenverteller krijgt ons zover dat we onze vijand, degene die zo-even nog het kwaad zelf personifieerde, in ons hart sluiten en verdriet hebben om zijn teloorgang. Wat mij betreft een ongekend succes.

Blue Screen goes SXSW

Na een nominatie door de Dutch Directors Guild als ‘opmerkelijkste regieprestatie’ eerder deze week, is het nu tijd om naar Austin, Texas af te reizen om aldaar Behind the Blue Screen te presenteren op het jaarlijkse Mekka van digital story telling: SXSW. Ons eilandje in de Amerikaanse oceaan van hipster-muziek en the-greatest-new-startup-from-the-valley vind je hier.

Inmiddels hebben we zo'n zestig verhalen opgehaald en de Correspondent zal er daar binnenkort weer drie van publiceren rond het thema Tehran at Night.

Behind the Blue Screen

De Verloren Zoon

De Verloren Zoon nu te zien op Uitzendinggemist

Auteur Maria Stahlie schreef over de film:

De filmmaker heeft de excessieve, paradoxale en ingrijpende lading van Flannery's verhaal volledig aanwezig weten te maken. De drie hoofdpersonen maken ieder op sprekende wijze hun eigen drama door, en de vierde hoofdpersoon (de duivel) groeit uit tot een intimiderende aanwezigheid... Ik denk dat deze film voor Flannery O'Connor een verademing zou zijn geweest.

De Verloren Zoon

Mooie avond in de Balie achter de rug. Ik voelde mij schuldig toen het licht aanging en ik zoveel beduusde gezichten zag. Mijn broer had zelfs lelies meegenomen, een passend treurboeket, omdat ‘we bij jou niet op een fijne romantische comedy hoeven te rekenen’. Waarom jezelf en je publiek geselen met zoveel ellende? Misschien werd het antwoord gegeven (ik hoop het van harte) door Maria Stahlie die vooraf een prachtig essay voordroeg over de ‘genadige hardhandigheid van Flannery O'Connor’.

Hierna de tekst en je kunt haar ook in actie zien in de registratie van gisteravond.

De genadige hardhandigheid van Flannery O’Connor

Flannery O’Connor, de Amerikaanse schrijfster van wie de niet minder dan stoutmoedig te noemen filmer Jaap van Heusden een verhaal heeft bewerkt en verfilmd, stelde in een van haar spaarzame lezingen dat het publiek van alle kunstenaars de verhalenverteller het meest als zijn gelijke beschouwt. Ze zei: ‘Schilders en componisten hebben minder te maken met deze democratisering omdat ze zich wijden aan zaken waarvan de meeste mensen niet zoveel weten. Maar de verhalenverteller schrijft over het leven en daarom schat iedereen met een leven zichzelf instinctief in als een evidente verhalenautoriteit.’

Het lijkt voor lezers de normaalste zaak van de wereld dat een boek hen ter meting, ter weging wordt aangeboden: komt het boek tegemoet aan wat zij in een verhaal zoeken dan wordt het als superieur beoordeeld, maar als het boek hun gevoelige snaar niet voldoende weet te beroeren dan is het gewogen en te licht bevonden. De waarheid wil echter dat lezen een mateloos riskantere onderneming is.

Bij iedere ontmoeting tussen een lezer en een boek is het maar zeer de vraag wie er door wie gemeten wordt. Het is allesbehalve denkbeeldig dat je als lezer geen partij bent voor een boek en dat je als lichtgewicht opzij wordt gezet.

Nooit ben ik (als mens, als lezer, als schrijver) zo intimiderend de maat genomen als door de onafhankelijke, compromisloze, authentieke, barbaars-komische, scherpzinnige, schokkende, optillende en gewelddadig-liefdevolle verhalen van Flannery O’Connor.

Flannery O’Connor (1925-1964) groeide op in Georgia -in het hart van het diepe Zuiden van de Verenigde Staten-, ging als studente naar Iowa en naar New York, publiceerde als 24-jarige haar eerste roman, Wise Blood, en kreeg op haar 25e de ziekte waaraan haar vader in 1941 was overleden (Lupus Erythematosus, een auto-immuunziekte). Haar gebroken gezondheid dwong haar terug te keren naar haar geboortestreek waar zij, in het kader van de secure verzorging die ze nodig had, samen met haar moeder op een boerderij ging wonen. Letterlijk en figuurlijk beperkt in haar bewegingsvrijheid, zorgde een weldoordacht, glashelder geloof –ze behoorde met een bezielde overtuiging tot de Rooms-Katholieke Kerk-, in combinatie met onverschrokkenheid en humor ervoor dat ze van de nood een deugd maakte: ze leerde de afzondering en overzichtelijkheid van haar bestaan te zien als de ideale voorwaarde om op het scherpst van de snede werken van de verbeelding te kunnen schrijven. In de resterende veertien jaar van haar korte leven, ze werd niet ouder dan 39 jaar, schreef ze een twintigtal verhalen -gebundeld in A Good Man Is Hard To Find en Everything That Rises Must Converge- en de roman The Violent Bear It Away... en tussen de bedrijven van het schrijven door ontving ze allerhande bezoekers, correspondeerde ze geducht over de luchtigste en essentieelste zaken, en gaf ze haar moeder -met wie ze een warme, ontspannen verstandhouding had- niet-aflatende kopzorgen over de bloemen-etende, explosief groeiende pauwenkolonie die ze er uit een aloude voorliefde voor pluimvee op nahield.

Hoe is het mogelijk dat iemand zo jong, zo ziek en zo ver weggestopt in een achtergebleven gebied mij met haar excessieve verhalen keer op keer in de waagschaal smijt en te licht bevindt?

Voor Flannery O’Connor bezit een kort verhaal een even groot volume aan betekenis als een roman. Beide genres moeten, ongeacht het aantal pagina’s, ‘long in depth’ zijn, een klare diepgang bezitten, zodat onthuld kan worden dat in de zintuiglijke wereld de waarheid besloten ligt dat het bestaan een eeuwig mysterie is. De diepere lagen van een waarachtig, uit zintuiglijk waarneembare details opgebouwd verhaal, moet men niet proberen te interpreteren of vast te pinnen door er psychologische of morele etiketten op te plakken… die diepere lagen kan men, in hun organische volledigheid, ondergaan, ervaren en zo’n ervaring kan, als er een beetje geluk op rust, uitdijen en uitdijen in de geest van een lezer.

Haar verhalen spelen zich zonder uitzondering af in de wereld die ze vanaf haar geboorte kende: het ‘Christ-haunted’ Diepe Zuiden van Amerika waar mensen vaak een leven leiden waarin fundamentalistisch verwrongen protestantisme, racisme en bekrompenheid een verbinding aangaan met armoede en ongeschooldheid. Veel personages die ze opvoert (onder meer een door de erfzonde belaagde jongen die de Kerk zonder Christus predikt; een ontsnapte misdadiger die uit overtuiging ‘verdorvenheid’ tot zijn tweede natuur heeft gemaakt en gewoontegetrouw een heel gezin plus grootmoeder uitmoordt; een racistische grootvader die zijn geadopteerde, tienjarige kleinzoon meeneemt naar de grote stad vol negers om hem uit de droom te helpen dat hij daar thuishoort...) verschillen in hun geregeld groteske verschijningsvorm en extreme gedragingen op het eerste gezicht hemelsbreed van moderne, wereldwijze mensen. Je hoeft echter geen zwaargewicht-lezer te zijn om al snel te beseffen dat de hoofdpersonen van deze woeste maar tegelijkertijd feestelijk-humoristische verhalen ons -wereldwijze mensen- onze eigen armzaligheid tonen, een armzaligheid die mogelijk aan het zicht wordt onttrokken door onze economische en culturele status maar die, door toedoen van de lauwheid van onze liefde en de apathie van onze zelfgenoegzaamheid, niet zomaar tot het verleden zal behoren. Toch is het allesbehalve het einddoel van de verhalen van Flannery O’Connor om ons in onze hoogmoed en povere kleingeestigheid te kijk te zetten. Zelf verwoordde de schrijfster haar centrale onderwerp als volgt: ‘Het gaat in mijn verhalen steeds opnieuw om genade die ten deel valt aan mensen die erg onwillig zijn om die genade zijn transformerende uitwerking te laten hebben... onwillig omdat er eerst diepe wonden geslagen moeten worden voordat een mens wezenlijk kan veranderen.’

De werking van genade, daar gaat het om in de verhalen van Flannery O’Connor. Om ten overstaan van hedendaagse lezers -vaak rationele atheïsten- én ten overstaan van zichzelf zoiets ongrijpbaars als genade een granieten werkelijkheidsgehalte te geven, maakte haar verbeelding keer op keer gebruik van personages die de schok van een frontale aanval te verduren kregen. Die schok moest voor een lezer evenveel impact bezitten als voor het geteisterde personage. ‘Zoals alleen een diamant een diamant kan snijden, zo kan alleen een verwoestende klap versteende harten splijten.’

Het is me een raadsel dat de strategie van de genadige hardhandigheid niet heeft kunnen voorkomen dat er nog heel wat lezers zijn geweest die haar houding ten opzichte van haar verhaalfiguren laakten als koud, wreed en cynisch. Het is waar dat de liefde voor de vaak weinig bevoorrechte mannen, vrouwen en kinderen in haar boeken verschoond was van voor de hand liggende compassie (een woord dat Flannery O’Connor een gruwel was omdat het om de haverklap opdook in flapteksten van boeken waarin menselijke zwakheden door de vingers werden gezien omdat het nou eenmaal bij uitstek menselijk was om zwak te zijn), maar dit betekende niet dat ze haar groteske en perverse personages neerbuigend behandelde of bespotte. Sterker nog, zij verontrust ons, haar lezers, door de personages die wij voor bijgelovige ‘freaks’ verslijten te tonen als ‘geweldenaars’, als dragers van het vuur dat ‘the violence of love’ kenmerkt. Haar eigen ‘violent love’ voor de onbevoorrechte mensen over wie ze schreef werd gevoed door een hoge ernst en was verweven met een niet-zachtzinnige eerbied voor hun aangeboren eigenheid. Het was een gestaalde liefde. In een brief aan een vriendin schreef ze: ‘Was liefde maar een stok... dan kon je er tenminste flink mee om je heen meppen.’

Schokkend, hardhandig, excessief… dat is ook het verhaal dat Jaap van Heusden heeft uitgekozen om tot een film te bewerken. The Lame Shall Enter First, zo heet het verhaal, en het gaat over de alleenstaande vader Sheppard die een jaar daarvoor zijn vrouw is verloren, zijn tienjarige zoon Norton die gebukt gaat onder het verdriet om de dood van zijn moeder, en de 14-jarige, hoogbegaafde delinquent Rufus die volgens zijn eigen fundamentalistische geloof verdoemd is omdat hij in de greep is van de duivel. Sheppard (een veertigjarige seculiere rationalist die zichzelf inschat als een waarachtige weldoener) besluit de straatjongen in huis nemen. Hij denkt daarmee twee vliegen in één klap te slaan: hij wil zijn zoon, die hij zelfzucht verwijt omdat hij zich verliest in rouw, een les in onbaatzuchtigheid leren én hij wil Rufus kleden, voeden en verlossen van zijn bekrompen geloof zodat hij –met al zijn intelligentie- in zíjn, Sheppards, rationele en filantropische voetsporen kan treden. Sheppard merkt al snel dat hij zich verschrikkelijk heeft verkeken op zijn liefdadigheidsproject en dat Rufus volkomen ongevoelig is voor de daden en de wijsheden van zijn weldoener. Wat volgt is een mentaal gevecht op leven en dood waarbij Sheppard er –tegen al zijn verwachtingen in- langzaam van doordrongen raakt dat hij geen partij is voor de fundamentalistische straatvechter die Rufus is. De verbijsterende ontknoping, de genadeklap die Flannery O’Connor voor Sheppard in petto heeft, zal ik hier niet beschrijven, maar de hardhandigheid ervan doet een lezer naar adem snakken. En naar adem snakkend weet diezelfde lezer dat rationele overpeinzingen over wat Sheppard in het centrale uur van zijn leven overkomt, niet opwegen tegen het genadige geweld dat al zijn waarheden in één klap binnenstebuiten keert.

In de tijd dat de verhalen en romans van Flannery O’Connor verschenen –zo’n vijftig à zestig jaar geleden- bestond het leeuwendeel van het leespubliek al uit mensen die waren gevormd door seculiere, humanistische, rationele idealen. Het was in die omstandigheden niet verwonderlijk dat haar verhalen veelal grondig werden misverstaan. Wat men zag was een schrijfster die een groot, satirisch vermogen bezat om de groteske atmosfeer van het ‘Christ haunted’ Diepe Zuiden van Amerika op papier tot leven te wekken. Wat men niet zag –of niet wilde zien- was dat het mens- en het wereldbeeld van Flannery O’Connor hemelsbreed verschilden van hun eigen diepste overtuigingen. Nu, in 2014, staat de mondiale culturele elite zo mogelijk nog verder af van de Christelijke traditie waaraan Flannery O’Connor haar verstand en hart verpandde. Het getuigt in mijn ogen van niet minder dan onverschrokkenheid dat een filmer als Jaap van Heusden het aandurft een verhaal als The Lame Shall Enter First over te hevelen naar het hedendaagse, voorbeeldig-seculiere Nederland.

Tot slot, nu Jaaps film deel uitmaakt van een serie die Duivelse Dilemma’s is genoemd, én omdat de duivel in The Lame Shall Enter First een centrale rol speelt, wil ik hier graag een citaat geven uit een van de brieven van Flannery O’Connor waarin zij spreekt over de duivel. Een collega-schrijver beweerde dat zij schreef met de pen van de duivel en daarmee is ze het niet eens. Ze schrijft: ‘De reden waarom we het hier nooit over eens zullen worden is de volgende: er is een verschil tussen onze twee duivels. Mijn Duivel heeft een naam, een geschiedenis en een welomschreven missie. Zijn naam is Lucifer, hij is een gevallen engel, zijn zonde is hoogmoed en zijn oogmerk is de vernietiging van Gods plan. Ik heb het sterke vermoeden dat jouw Duivel Gods gelijke is en niet een van zijn schepselen; dat hoogmoed zijn deugd is, niet zijn zonde; en dat zijn missie niet neerkomt op de vernietiging van Gods plan omdat er helemaal geen plan van God ís dat vernietigd hoeft te worden. Mijn Duivel is objectief en de jouwe is subjectief.’

Voor de meesten van ons, zo vermoed ik, zal het geen duivels dilemma zijn om uit te maken welke van de twee door Flannery O’Connor beschreven duivels die van ons is. Het is de vraag of onze hoogmoed van naïviteit of van gezond verstand getuigt.

- Maria Stahlie, november 2014

the lame shall enter first

O'Connor's bedroom


 

It was probably in this room that Flannery O'Connor, one of my favourite American authors, wrote her famous story The Lame Shall Enter First. I just received the wonderful news that we were awarded a Mediafonds grant to work on a 40 minute film script for the Dutch TV series Duivelse dilemma's by HUMAN and Talent United. A real honour. In America O'Connor's work is much appreciated until this day and often cited alongside authors like Hemingway and Capote, who are better known here in Europe. The Lame Shall Enter First is one of the darkest short stories I have read, and it will certainly be the darkest film I have worked on. Not an easy task. Now that we are given the opportunity to take the first step, I do feel the pressure. Thanks to Wade Bradshaw for introducing me to Flannery’s work over ten years ago.

Sentiment

“It is very easy to sentimentalize the scene and very tempting because to sentimentalize something is to look only at the emotion in it and at the emotion it stirs in us rather than at the reality of it, which we are always tempted not to look at because reality, truth, silence are all what we are not much good at and avoid when we can. To sentimentalize something is to savor rather than to suffer the sadness of it, is to sigh over the prettiness of it rather than to tremble at the beauty of it, which may make fearsome demands of us or pose fearsome threats.”- Frederick Buechner

De Nieuwe Wereld wint in Melbourne

MIFFDe Nieuwe Wereld werd de Runner Up in de Telescope competitie op het Melbourne International Film Festival. Voor wie van prijzen houdt, jawel dat is de tweede prijs.  

Een stukje uit het juryrapport:

RUNNER UP As well as location, dislocation and relocation, frozen and melted emotions are in the sights of our impressive runner up: a wonderfully controlled film about asylum seekers and those who do (and don't) care for them: THE NEW WORLD directed by Netherlands director Jaap van Heusden. A film we recommend our politicians see to learn more about the need for compassion for the world's 'precariat'.

new world in australia

It's always a question if a film can move freely across country borders. This piece by Australian film critic Rose Capp seems to suggest that De Nieuwe Wereld (The New World) has made the journey without getting lost in translation.

THE NEW WORLD

It is difficult to think of a more marked contrast than that between Terence Malick’s expansive (and expensive) exploration of the 17th century Pocahontas story in The New World (2005) and Jaap van Heusden’s modestly scaled 2013 film of the same title. The former features a huge cast and depicts the natural world in elaborate detail. The small cast in van Heusden’s drama appear primarily in the sterile and claustrophobic interiors of the assertively modern Amsterdam airport. Yet both have an unlikely and compelling cross-cultural relationship as their central focus.

The New World is the Dutch writer/director’s second feature following the well-received cautionary corporate tale Win/Win (2010), and a series of accomplished shorts. Co-written with Rogier de Blok, van Heusden’s story focuses on a clearly unhappy central protagonist, Mirte (Bianca Krijgsman), whose strict personal rituals suggest a profound need to maintain some semblance of control over her miserable life. Mirte’s cleaning job at the airport asylum seeker processing area ensures she is witness to the desperation of those attempting to enter the country. It equally allows her to ruthlessly exploit their vulnerability for personal gain. Surprisingly, the recently widowed Luc (Isaka Sawadogo) manages to cut through her impassive demeanour and the two develope an unlikely alliance.

As with the corporate claustrophobia of Win/Win, The New World demonstrates van Heusden’s stated directorial preference for a “restricted environment” producing a dramatic, “pressure cooker” situation. The oppressively neutral confines of the airport detention area throw human pain and suffering – Mirte and the asylum seekers alike – into high relief. Long-term van Heusden collaborator, cinematographer Jan Moeskops, renders the chilly corridors and purposefully dehumanized spaces in coolly dispassionate detail. And as evidenced by his earlier work – including an intriguing series of mobile phone ‘Hamden-films’ featuring regular musical muse Minco Eggsman – van Heusden’s idiosyncratic eye and striking visual style serves his deceptively simple storyline well.

But what makes The New World ultimately so effective is its restrained pacing and the way in which audience expectations are subtly but consistently undermined. The gradual accretion of prosaic details – Mirte’s awkward visits to her estranged son, predictably dull days at work and lonely nights at home – make the developing friendship with Luc all the more surprising. Van Heusden made a calculated decision not to allow his lead actors to meet and then shot the story chronologically. Encouraging the rapport between Krijgsman and Sawadogo to realistically develop on screen arguably adds an additional layer of veracity to an already grimly realistic scenario. And in his attention to the minutiae of daily life, potent verisimilitude, and inspiration in actuality, van Heusden’s film suggests an affinity with the work of his central European compatriots, the Belgian Dardenne brothers. Shot through with a droll, understated humour and distinguished by beautifully restrained performances, van Heusden’s film is a definitive contrast to Malick’s lavish production and equally, a singular testament to the realities of the current ‘new world’.

Rose Capp is the Vice-President of the Film Critics Circle of Australia, a freelance writer on film and is currently undertaking a Ph.D at Flinders University. 

Oscar, oscar

Helemaal gemist ergens begin dit jaar, dit prachtige stuk uit NRC over Oscar van Rompay, waarin ook zijn rol in Win/Win wordt besproken. Oscar-van-RompayKan Oscar Van Rompay echt met behulp van slechts één hand de veters van zijn schoenen strikken? De truc van de veters is te zien in de film Win/Win (2010), waarin de acteur de Vlaming Ivan speelde, een zachtmoedige beurshandelaar die miljoenen binnenhaalt voor een bikkelhard effectenkantoor op de Amsterdamse Zuidas. „Een vondst”, werd zijn casting door de filmkritiek genoemd. Voor de Vlaamse acteur Van Rompay, die dit jaar dertig wordt, betekende de rol een doorbraak in Nederland. Regisseur Jaap van Heusden legde uit dat hij zijn hoofdrolspeler onder meer gekozen had vanwege zijn beweeglijke vingers. De regisseur zocht een acteur met een ‘jazzy ritme’ in zijn lijf, oftewel: een man van wie je gelooft dat hij elke ochtend al fluitend zijn veters met één hand strikt. Zijn eerste film leverde Van Rompay meteen een prijs op, die voor de beste acteur op het filmfestival van Brooklyn.

In Win/Win is het geheim van de trader Ivan zijn speelsheid. Want ondanks al het geschreeuw en gedoe komt het daar in de dealing room op neer: dat je een spelletje speelt waarbij je veel geluk dient te hebben, koel moet blijven en nooit kan pretenderen dat je de regels snapt. Memorabel is de scène waarin de onverstoorbare Ivan het koord van zijn badge tot een vernuftig touwfiguur knoopt. Rondom geven zijn gestreste collega’s de indruk dat de wereld vergaat, met koersen die steil naar beneden storten. Maar Ivan wacht totdat zijn moment gekomen is, drukt snel op een paar knoppen en spreekt rustig in de telefoon: ‘Maarten, heb je een prijs voor Axa, januari, 0917 call? Doe maar 60.000.’ Hij fluistert het in plaats van te schreeuwen, want schreeuwen, dat doen alleen de losers op de handelsvloer. Prachtig is ook de confrontatie van twee soorten interfaces: die van het duistere computerscherm met zijn obscure groene grafieken, en het open, verbaasd-vergulde gezicht van Ivan. Een gezicht dat naarmate de film vordert en het spel verandert in een verslaving steeds grauwer wordt. Het gezicht van de hoofdrolspeler fungeert zo als boodschap van de film.

Lees hier het hele verhaal als PDF

...en de filmkrant

'Dit is zó Nederlands'

De vijfde Telefilm die wordt vertoond is van Jaap van Heusden. In De nieuwe wereld, die in première ging op het IFFR, ontvouwt zich een kortstondige vriendschap tussen een schoonmaakster op het Aanmeldcentrum Schiphol en een charmante vluchteling uit Burkina Faso. Van Heusden: "Zij is een schijndode. Hij helpt haar haar verdriet een plek te geven." lees verder