02VIII1999 poëzie is de kunst om in woorden te vatten wat niet te formuleren is.
'k zit wat te peinzen over die poezie na een lezing van onbegrip en verwondering. een bundel van een vriendin. het rondzwemmen in de woorden en happen naar een betekenis. getroffen door de spiegeling van iets moois of door de kou van de barsten in het beeld. getroffen, zonder te begrijpen. overtuigd van een openbaring zonder een flauw vermoeden wat die zou kunnen zijn. die raadselachtige beroering heeft weinig te maken met de stevig omlijnde beschrijvingen in proza, die mijn verbeelding zorgvuldig sturen in de richting van een zekere sensatie of ervaring. poezie, zo meen ik nu te ontdekken, ligt veel dichter bij de schimmige wereld van associatie, die muziek en abstracte kunst hun kracht verleent. daarbij is poezie eerlijk. eerlijker dan proza, die wanneer zij woordeloos pretendeert te zijn, stamelt in volzinnen en zelfs door te schrijven over de grenzen van de taal in wezen oreert over het wijde bereik van woorden en hun macht om te beroeren. hoe eerlijk de prozaschrijver ook wil zijn en hoeveel moeite hij ook neemt om de onmacht van de taal te erkennen, hij zal altijd, zoals ook ik nu doe, zijn eigen betoog de nek om draaien door het met betekenisvolle woorden te hebben geformuleerd. die onmacht om zijn eigen begrensdheid te beschrijven kent poezie niet. omdat ze niet bezig is iets te vertellen of uit te leggen of een beeld te schetsen dat tot een verhaal leidt of tot begrip. poezie laat ruimte voor de gaten die in onze uitdrukking vallen. de extase en het zwart, het niets en de uitzinnigheid [ook dit schiet te kort]. en doordat poezie de onzekere letters uit de krochten en gelukmijnen van het menselijk wezen bij elkaarschraapt en op papier slingert, doordat het daar gaten laat vallen en verkeerde woorden kiest op plaatsen waar dat in de woordeloze werkelijkheid ook zo gebeurt; daardoor kan poezie [net als muziek en beeldende kunst] oprecht spreken van de onmacht en daarmee van het onbevattelijke geluk en de ondragelijke pijn. daarom zijn raadselachtige gedichten spannend en daarom kan je janken om een onbegrijpelijke verzameling woorden. enige vereiste om deel te nemen aan de ontdekkingstocht is eerlijkheid. de lezer moet kunnen toegeven dat conventies over taal en logica hun beperkingen hebben en moet vervolgens de deur openen naar de vreemde kronkel, die we de naam `associatie' hebben gegeven. de kronkel die ons voortdurend in staat stelt om heen weer te vloeien tussen de verschillende lagen van onze wereld [waarneming, verbeelding, herinnering]. dat vermogen is vaak wat bekneld geraakt door het zakelijk functionalisme dat de samenleving eist of afgeplat door de clichematige verbanden die de televisie propageert [bivakmuts in zwarte bus=bankoverval, paar sokken op de grond=twee blote mensen in bed], maar het sterft nooit. ieder mens kan ruiken dat die rode winterwant de geur heeft van oma's franse winterchalet, ieder mens kan voelen dat de windhoes van die microfoon net zo prettig kriebelt als de knuffelbeer met dat enorme zelfgetimmerde huis en ieder mens kan bij de gracieus gevormde drie op het bordje naar zaal zevenendertig van het british museum ineens denken aan de bloemetjesrok van die mooie franse logopediste. als de lezer die eerlijkheid vindt [dezelfde waarmee de dichter schreef] dan galmen stamelende verzen en vindt het onzeggelijke een stem.