Als een film in de bioscoop komt, staan acteurs en regisseur in de spotlight. Maar wie zijn al die mensen op de aftiteling, die de film echt maken? Vierde deel in een serie portretten door Jo Voets, met mini-interviews over leven en werk op de set van In Blue
Melle van Essen – director of photography
Een Director of Photography klinkt als iemand die op een stoel zit en geen camera meer aanraakt en dat is bij sommige DP’s ook het geval. Maar Melle houdt de camera absoluut zelf vast (‘Een millimetertje erbij of eraf, makes all the difference’). Ook toen hij nog vooral documentaires draaide onder de meest barrre omstandigheden, stond hij al bekend om zijn loepzuivere kaders. En om camerabewegingen waarin hij al zoekend een hele scène vangt, in plaats van hem op te delen in losse shots.
Op de foto?
‘Ik sta hier op een straat naast Gara de Nord. In mijn handen heb ik mijn oude iPhone. Met het programmaatje Artemis erop, waarop je de uitsnedes van de filmlenzen kunt bekijken zonder die loodzware camera. Vooral handig voor het gesprek met de regisseur. Na al die jaren zie ik de kaders zo ook wel voor me, in m’n hoofd. Met techniek heb ik ook niet zoveel. Een camera blijft een nijptang of een hamer. Het gaat om kijken. Toch is het wel zo dat er iets gebeurt als die camera loopt, als je begint te bewegen, dan beginnen er zich dingen aan je te openbaren.’
Dieptepunt?
‘Nou, diepte, tijdens de preproductie moesten we ter inspiratie zo’n tunnel in. Mijn claustrofobie heb ik wel overwonnen, maar als een wc bijvoorbeeld een stalen deur heeft, dan doe ik die liever niet op slot. En in een lift kijk ik altijd even of er zo’n luikje zit. Dus toen dat putdeksel openging. En die stoom naar buiten sloeg. Wow! En toen omlaag via een heel dun trappetje. Heftig was dat. Maar beneden was het okay. Benauwd, maar mooi hoe dat licht zo van hoog naar binnen viel.’
Artistiek hoogtepunt?
‘Er waren een aantal momenten waar ik Maria (Kraakman) filmde – bijvoorbeeld als ze Bogdan (Iancu) in haar armen neemt in die tunnel, of samen op bed in die hotelkamer – dat ik voelde dat het gebeurde. Dat alles samenvalt. Vroeger bij documentaires was je altijd met weinig. Nu bij speelfilms heb je zo’n grotere club om je heen. Dat bevalt me wel. In goeie scènes tellen al die ‘metiers’ bij elkaar op. Ik. De acteurs. Het licht. De focus. De grip. Dan komt het in die trechter naar beneden. Na alle voorbereidingen moet het toch echt allemaal dan en daar gebeuren. Dan kom je in een ritme. Mooi. Alsof je muziek maakt met je bandje.’